, Amsterdam, Uitgeverij G.A. van Oorschot, 1995., Originele uitgeversomslag, 12,5x20cm, 220pp
Met commentaar van de ontvangers. Deze uitgave bevat maar 62 brieven van Geert van Oorschot, over letteren en het leven. Het is bedoeld als een smaakmaker om ooit een uitgebreide uitgave van zijn correspondentie te maken. Uitgever van de Uitgeverij G.A. van Oorschot.
, Uitgeverij G.A. Van Oorschot B.V. , 2003 Gebonden, linnen met stofwikkel, 375pp., 13x20.5cm., als nieuw. ISBN 9789028240131.
Flaptekst Geert van Oorschot (1909-1987) richtte in 1945 zijn eigen uitgeverij op. In ruim tien jaar tijd gaf hij negen afzonderlijke werken uit van de schrijver Willem Frederik Hermans (1921-1995), van Fenomenologie van de pin-up girl (1948) tot en met De donkere kamer van Damokles (1958). Hermans' werk werd vanaf het begin door velen als hoogst controversieel beschouwd. In niet aflatende pogingen om het belang van Hermans' schrijverschap erkend te krijgen, toonde Van Oorschot zich in vergaande mate solidair met 'zijn' auteur.Van meet af aan was de verstandhouding tussen beide mannen er echter een van stroeve vriendschap. Gaandeweg bleek ook dat hun belangen niet altijd parallel liepen. Na Hermans' doorbraak bij het grote publiek met De donkere kamer van Damokles culmineerde dit in fikse ruzies, die ten slotte leidden tot een breuk (Hermans gaf zijn volgende boeken uit bij De Bezige Bij) en zelfs tot juridische conflicten die voor de rechtbank werden uitgevochten. Een en ander werd breed uitgemeten in de pers.Hierbij de hele God in proef bevat alle 240 brieven die Van Oorschot tussen 1946 en 1978 aan Willem Frederik Hermans schreef. Tot het doen publiceren van de integrale correspondentie tussen beide mannen bleken de erven Hermans niet genegen. Hermans' brieven aan Van Oorschot verschenen later afzonderlijk bij uitgeverij de Bezige Bij. Van Oorschots brieven werden bezorgd en van uitvoerig commentaar voorzien door literatuurhistoricus Nop Maas. De uitgave is gebaseerd op fotokopieen van Van Oorschots brieven die daartoe door de erven Hermans ter beschikking zijn gesteld, alsmede op doorslagen in het Van Oorschot-archief. 3 september 1951 (fragment):'Ik meen dat je je over mij als uitgever in geen enkel opzicht te beklagen hebt. Ik meen ook te mogen zeggen, dat je het succes van de Acacia's voor een goed deel te danken hebt, aan de wijze waarop ik voor het boek heb gevochten. Maar ja, de uitgever vecht natuurlijk alleen voor zijn eigen zak, hij onthoofdt de auteurs en drinkt wijn uit hun schedels. Je moet verder, enfin... het lust mij niet verder te argumenteren. Met groeten, GeertP.S. Ik had wel graag nu ommegaande de drukproeven.'